Helena, moeder van
Constantijn
de Grote (306-337), is vooral bekend vanwege de
aan haar toegeschreven vondst van het Ware
Kruis, het kruis waaraan Christus is gestorven.
Het leverde haar de status van heilige op in de Rooms-Katholieke en Oosters-Orthodoxe Kerk
(feestdagen resp. 18 augustus en 21 mei). Het
beeld over Helena is sterk beďnvloed door de
latere westers-middeleeuwse en Byzantijnse
legendetradities die rond haar persoon zijn
ontstaan. In die tradities staat haar ontdekking
van het kruis centraal en wordt zij
gepresenteerd als een voorbeeld van de ideale
christelijke vorstin. In het recente onderzoek
over haar en de legende van de kruisvinding
wordt de historische Helena onderscheiden van de
Helena uit de legenden
Leven
Flavia Iulia Helena werd in 248/249 geboren. Haar
geboorteplaats is niet precies bekend, maar wellicht is ze
geboren in Drepanum (het moderne Hersek)
, in the district of Altınova, Yalova Province, dat later
door Constantijn de naam Helenopolis (= stad van Helena) is
gegeven. Ten noorden van Nicea en ten zuidenoosten van
Constantinopel Er zijn ook betrouwbare bronnen waaruit zou
blijken dat Helena is geboren in Škrip op het eiland Brač in de
Adriatische zee vlakbij Split. Ze was van lage sociale
afkomst en heeft in haar jeugd waarschijnlijk gewerkt in een
herberg, wellicht zelfs als prostituee. Rond het jaar 270 is
ze in contact gekomen met Constantius en leefde met hem in
concubinaat. Uit deze relatie, waarover nauwelijks historisch
betrouwbare informatie bekend is, werd Constantijn geboren in
272 of 273 in Naissus (het moderne Niš) in Servië. Hoe lang de
relatie heeft standgehouden is eveneens onbekend; wel weten we
dat Constantius in 288/9 in het huwelijk trad met Theodora,
dochter van Maximianus, een van de twee Romeinse keizers van dat
moment. In 293 zou Constantius toetreden tot het door
Diocletianus nieuw ingestelde vierkeizerbewind. Waar Helena in
deze jaren verbleef is onbekend.
Wanneer haar zoon Constantijn in 306 in York tot keizer wordt
uitgeroepen, raakt er ook weer iets meer bekend over Helena.
Wellicht heeft zij aan zijn hof in Trier verbleven – een
levendige middeleeuwse Helena-traditie in Trier zou daar op
kunnen wijzen. Zeker is dat ze, nadat Constantijn in 312 de stad
Rome had veroverd op zijn tegenstrever Maxentius, in Rome een
residentie heeft gehad. Dit zgn. Palatium Sessorianum, dat deel
uitmaakte van het keizerlijk suburbane bezit fundus Laurentus,
bevond zich in het zuidoostelijke deel van Rome. Behalve een
paleis bevonden zich in het gebied ook een amfitheater en
publieke thermen. Inscripties met haar naam en de bouw van een
basiliek in het gebied – de Ss. Marcellino e Pietro – alsmede
het feit dat zij in het mausoleum bij deze basiliek is bijgezet,
wijzen er duidelijk op dat zij hier heeft gewoond. Een deel van
haar paleis werd niet lang na haar dood omgevormd tot een kerk
die in de bronnen aanvankelijk bekend staat onder de naam
Basilica Heleniana en later de naam S. Croce in Gerusalemme
(‘Het Heilig Kruis in Jeruzalem’) kreeg.
Na 312 wordt Helena geleidelijk een steeds belangrijker lid
van de keizerlijke familie van Constantijn. Op munten en in
inscripties draagt zij de eretitel nobilissima femina en wanneer
Constantijn vanaf 324 alleenheerser is geworden over het
Romeinse Rijk bedeelt hij haar met de titel Augusta. Haar rol
van moeder en grootmoeder van de mannelijke leden van de
keizerlijke dynastie – Constantijn en zijn zoons/opvolgers –
wordt op munten en in inscripties benadrukt.
In navolging van haar zoon ging Helena na 312 over tot het
christelijk geloof. Er is wel gesuggereerd dat Constantijn onder
invloed van Helena zich tot het christendom had bekeerd, maar
dat is onwaarschijnlijk, evenals het verhaal dat ze aanvankelijk
meer sympathie gehad zou hebben voor de joodse dan de
christelijke religie.
In ca. 327/8, aan het eind van haar leven, bezocht Helena
o.a. Palestina. Haar reis wordt uitvoerig beschreven door de
kerkhistoricus Eusebius in zijn Vita Constantini dat aan het
eind van de jaren 330 verscheen. Eusebius was bisschop van
Caesarea in Palestina en zal haar reis ongetwijfeld van nabij
hebben meegemaakt. Hij presenteert Helena als een vrome en
nederige vrouw die naar Palestina kwam om de heilige plaatsen te
bezoeken en te vereren, m.a.w. hij beschrijft haar reis als een
pelgrimage. Ook schrijft Eusebius kerkstichtingen aan haar toe,
o.a. die van de Geboortekerk in Bethlehem en de Eleonakerk op de
Olijfberg. Hoewel Eusebius een belangrijke bron is voor onze
kennis over Helena, is het zeer de vraag of Helena’s reis wel
een pelgrimage was, zoals Eusebius ons wil doen geloven. Zij
bezocht namelijk niet alleen Palestina maar eveneens vele andere
oostelijke provincies van het rijk, en haar reis zou wel eens
veel eerder een wereldse dan een religieuze achtergrond kunnen
hebben gehad. Er is veel voor te zeggen om haar reis te zien als
een zorgvuldig door het keizerlijke hof georkestreerde
onderneming om in de oostelijk provincies van het rijk, die nog
maar kort onder het gezag van Constantijn vielen, steun te
verkrijgen voor het nieuwe keizerlijke gezag van haar zoon en
diens beleid van christianisering. De door Eusebius genoemde
donaties aan legeronderdelen, vrijlating van gevangenen en de
terugkeer van ballingen naar huis, zijn daarvoor indicaties.
Legende van de Kruisvinding
De alleroudste verhalen over de kruisvinding
stammen uit de
4e
eeuw met
Eusebius van Caesarea en
Ambrosius van Milaan die weten te vertellen hoe Helena op zoek
is gegaan naar het Heilige Kruis.
Ook in de
Legenda Aurea van
Jacobus de Voragine komt dit verhaal aan bod.
Volgens de overlevering ontdekte
Helena, de moeder van keizer
Constantijn, omstreeks het jaar
325
tijdens een rondreis door Palestina een grot waarin ze drie houten
kruisen aantrof, de kruisvinding. Om onbekende redenen wist Helena
dat een van de drie het kruis was waaraan Jezus was gestorven.
Om vast te stellen welk kruis het Ware Kruis was,
liet ze een zieke vrouw komen die beurtelings op elk van de drie
kruisen ging liggen. Bij de eerste twee gebeurde er niets, maar toen
de vrouw op het derde kruis ging liggen, bleek ze op wonderbaarlijke
wijze te genezen. Helena stelde vast dat dit het Ware Kruis moest
zijn. Helena nam het Ware Kruis mee naar Constantinopel waar het
hout zich op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigde. (Dit zou
verklaren waarom er op het hoogtepunt van de reliekenhandel zo veel
kruishout in omloop was.)
Helena bracht het Ware Kruis ten slotte naar
Rome, waar ze het bewaarde in haar slaapkamer, in die tijd de
plaats waar men zijn dierbaarste bezittingen bewaarde. Deze
slaapkamer werd later onderdeel van een kerk, de
Santa Croce in Gerusalemme, waar delen van de kruisrelieken
nog steeds te zien zijn.
Kort na haar reis stierf Helena in 328/9 in het bijzijn van
haar zoon Constantijn.
Ze werd bijgezet in het mausoleum bij de Ss. Marcellino e Pietro aan de Via Labicana te Rome in een
porfieren sarcofaag die zich nu in de Vaticaanse Musea bevindt.
Kruisvinding
De kruisdood werd in het Romeinse rijk opgelegd aan zware
misdadigers en slaven, en de dood door kruisiging was een
schandelijke vorm van executie. Om die reden was het kruis als
christelijk symbool van geen enkel belang in de eerste drie
eeuwen van onze jaartelling. Dat veranderde in de vierde eeuw:
van een symbool van schande werd het het christelijke symbool
bij uitstek dat vooral overwinning symboliseerde. Overal in de
Romeinse wereld kon nu het kruisteken worden waargenomen – op
muren van huizen, op sarcofagen, genaaid op kleding en zelfs als
tatoeage – en daarmee nam ook de belangstelling voor het Ware
Kruis toe.
Relieken van het Ware Kruis werden rond het midden van de
vierde eeuw in de Heilige Grafkerk in Jeruzalem vereerd en waren
ook al verspreid geraakt over het mediterrane gebied, zo weten
we uit doopinstructies van Cyrillus, bisschop van Jeruzalem
tussen 349 en 387. Een brief aan keizer Constantius II uit 351
van dezelfde bisschop vermeldt dat het kruis zou zijn gevonden
tijdens de regeerperiode van Constantijn. Ook andere berichten
vermelden de aanwezigheid van het kruis in Jeruzalem. Het meest
uitgebreid is dat gedaan door de pelgrim Egeria, die in de jaren
381-384 in Jeruzalem verbleef. Ze beschrijft de kruisverering in
Jeruzalem op Goede Vrijdag en tijdens het feest van de zgn.
Encaenia op 14 september. Al deze bronnen laten Helena
onvermeld, waaruit de conclusie mag worden getrokken dat de
toeschrijving van de kruisvinding aan Helena niet alleen laat is
maar waarschijnlijk historisch ook niet correct.
De eerste die melding maakte van de kruisvinding door Helena
was Gelasius van Caesarea. Hij deed dat in zijn Kerkgeschiedenis
uit ca. 390; dit werk is helaas verloren gegaan maar een
Latijnse vertaling van Gelasius’ oorspronkelijk Griekse tekst
valt te lezen in de Kerkgeschiedenis van Rufinus uit het begin
van de vijfde eeuw. Later in de vijfde eeuw vinden we het
verhaal van Helena’s kruisvinding ook terug bij de Griekse
kerkhistorici Socrates, Sozomenus, Theodoretus en Gelasius van
Cyzicus. In het Latijn is Helena’s ontdekking van het Ware Kruis
te lezen bij Ambrosius van Milaan, Paulinus van Nola en
Sulpicius Severus. Deze Griekse en Latijnse teksten uit de
vierde en vijfde eeuw worden in de regel aangeduid als
Helena-traditie van de legende van de kruisvinding.
Naast de Helena-traditie ontstond rond het jaar 400 de zgn.
Judas Kyriakos-versie van de kruisvinding. In deze versie wordt
het kruis voor Helena gevonden door de Jood Judas Kyriakos. In
deze traditie worden de Joden verantwoordelijk gehouden voor
verbergen van het kruis en na ondervraging door Helena van de
Joden in Jeruzalem is het Judas Kyriakos die naar Golgota gaat,
tot God bidt en door een hemels teken de plaats waar het kruis
verborgen ligt voor Helena weet te vinden. Judas bekeert zich
tot christendom, wordt bisschop van Jeruzalem en sterft een
martelaarsdood onder keizer Julianus de Afvallige (361-363).
Deze versie van de legende van de kruisvinding zou de meest
populaire worden in de Middeleeuwen, waarschijnlijk vanwege het
sterke anti-joodse karakter van de tekst. In de Middeleeuwen
vinden we het verhaal in vele versies in de landstalen terug.
Ook was het een geliefd thema voor schilderijen, fresco’s en
wandtapijten. De bekendste afbeelding is waarschijnlijk het
fresco van Piero della Francesco in Arezzo.
Een bijzondere traditie is de Protonike-versie van de
legende, ontstaan aan het begin van de vijfde eeuw. In deze
versie, die alleen bekend is in het Syrisch (en later ook in het
Armeens) is Helena vervangen door Protonike, vrouw van keizer
Claudius, en is de kruisvinding gesitueerd in de eerste eeuw.
Het verspreidingsgebied van deze versie was beperkt.
Verdere betekenis
In de negende eeuw zijn Helena’s relieken
overgebracht naar het bisdom Reims. Haar hoofd en enkele
kruisrelieken bevinden zich in de basiliek van Trier, waar zich
een levendige Helena-traditie heeft ontwikkeld. Ook bevinden
zich relieken van haar in S. Maria d’Aracoeli te Rome. Ook
Engeland kent een levendige Helena-traditie. Ze staat daar
bekend als de dochter van Coel, koning der Britten.
Helena heeft bekendheid gekregen door een daad die ze niet
heeft verricht, nl. de ontdekking van het kruis van Christus.
Het verhaal van de kruisvinding door Helena is wijdverspreid
geweest en genereerde in de Middeleeuwen nieuwe versies van het
verhaal en het werd geďncorporeerd in andere legendetradities.
Het verhaal was en is een inspiratiebron voor schilders en
schrijvers. De legende heeft Evelyn Waugh, een van de bekendste
Engelse schrijvers uit de twintigste eeuw, geďnspireerd tot het
schrijven van zijn roman Helena (1950). In 2006 verscheen de
roman De Pelgrimage van Helena. Het leven van de moeder van
keizer Constantijn de Grote, geschreven door de Nederlander Ivo
Knottnerus.
(door Jan Willem Drijvers)
Evenals haar zoon bekeerde Helena zich tot het
christendom. Omstreeks het jaar 325 ondernam ze een
reis door het oosten van het Romeinse Rijk. Volgens
de beschrijving die kerkvader Eusebius van haar
omzwervingen door Palestina geeft in zijn Vita
Constantini, hield ze zich voortdurend bezig met
bidden, het uitreiken van aalmoezen, het bezoeken
van heilige plaatsen en het stichten van kerken.
Verder ontdekte ze het graf van Jezus. En passant
nam ze ook de stoffelijke resten van de Drie
Koningen mee terug naar Constantinopel, waarna deze
relikwieën aan de stad Milaan werden geschonken in
344. Hoewel de feiten in Vita Constantini de
waarheid lijken te spreken, moet niet vergeten
worden dat Eusebius een Christelijke invalshoek had.
Volgens de overlevering bracht Helena tevens het
kruis waaraan Jezus stierf mee. De vindplaats van
het Heilige Kruis werd haar in een droom aangewezen,
waarna ze het Heilig Kruis terugvond. Dit kruis
kreeg - nog steeds volgens de overlevering - een
plaats in de Heilige Grafkerk, terwijl de
bijbehorende spijkers werden verwerkt in het bit van
Constantijns favoriete paard.
Volgens de "Gesta Treverorum" zou Helena de
Heilige Rok naar Trier hebben gebracht. Ze had daar
een paleis, waarschijnlijk op de plaats waar
Constantijn in 326 begon met de bouw van de St.
Petersdom.
Kort na haar terugkeer uit het Heilige Land
stierf Helena.
Dankzij de verslagen van Eusebius verleende de
Kerk haar de status van heilige. Haar naamdag valt
op 18 augustus in de Rooms-katholieke Kerk, op 19 en
21 mei in de Lutherse Kerk en op 21 mei in de
Orthodoxe Kerk.
Sint Helena is de heilige van het dorp Aalten,
gelegen in het oosten van Gelderland.
Hierboven is zij afgebeeld met Constantijn aan haar zijde.
Ernaast Bulgaars icoon of Constantijn en St. Helena.