Evangelie van Maria Magdalena
Het Evangelie van Maria Magdalena, één van de apocriefe evangeliën werd in 1896 in Caïro gevonden maar pas in 1955 gepubliceerd. Het bestaan ervan was reeds bekend rond 300, toen bisschoppen het beschouwden als een vervalsing.
Beschrijving
Het evangelie van Maria Magdalena is een apocriefe tekst uit de begintijd van het christendom. Het teruggevonden manuscript dateert uit de vijfde eeuw, behoudens twee fragmentjes van rond 300.
Over de datering van de oertekst bestaat verschil van mening; Karen King [1] plaatst die in de eerste eeuw, de meeste andere wetenschappers halverwege de tweede eeuw.
Maria Magdalena komt in deze tekst voor als een van de volgelingen van Jezus. Zij vertelt dat zij Jezus heeft ontmoet in een visioen en dat hij haar geheime leringen heeft onthuld.
Er brandt onder de discipelen een ruzie los over haar autoriteit als vrouw en leerling. Met name Petrus valt haar fel aan, vooral omdat wordt gezegd dat Jezus haar meer liefhad dan de andere leerlingen.
Voor de studie van de gnostiek is deze tekst van groot belang, omdat ze een beschrijving bevat van de reis van de ziel na de dood langs de Archonten.
Helaas is slechts een deel daarvan overgeleverd, maar niettemin geeft wat rest een goede indruk van de opvattingen in de gnostiek over de hemelvaart van de menselijke ziel na de dood.
Het Evangelie van Maria Magdalena vertelt enkele twistgesprekken tussen de ziel en een Archont. Het is wel geopperd dat er een parallel bestaat tussen de reis langs de Archonten en de vertelling van Lucas 8:2, waarin Maria Magdalena door Jezus werd
bevrijd van zeven duivelse geesten.
Deze opvatting is omstreden (zie verder gnostiek).
Dit evangelie, en de rol van leerling van Jezus die Maria Magdalena daarin speelt, kwam onder de aandacht van het grote publiek door de roman De Da Vinci Code van Dan Brown. De stellingen in het boek, waaronder dat Maria Magdalena de echtgenote van Jezus was, zijn als
onwetenschappelijke speculatie bestempeld.